dinsdag 22 januari 2013

Maria Magdalenakerk

Maria Magdalenakerk

Als een stoere vesting stond tot eind zestiger jaren van de vorige eeuw het 'brutale bastion van Rome' midden in stijl communistische Amsterdamse Spaarndammerbuurt. Achitect P.J.H. Cuypers (1827-1921), bekend van het Rijksmuseum en Centraal Station, ontwierp daarnaast zes schitterende kerken in Amsterdam. Met als absoluut kroonjuweel de vroeg-neo-gotische Maria Magdalenakerk in de Spaarndammerstraat.
HEILIGE ZONDARES
De kerk in de Spaarndammerstraat had Miryam (Maria) uit de Palestijnse stad Magdala (Magdalit) als patroon. Het graf van deze dame bevind zich onder de 7 uivormige gouden koepels van de Orthodox Russische Kerk aan de voet van de Olijfberg buiten Jerusalem. Ze was de zuster van Martha en Lazarus en de niet met name genoemde zondares uit het Evangelie van Lucas. De plaats waar zij rond het begin van de Christelijke jaartelling werd geboren, gold als de belangrijkste stad aan de westelijke oever van het Meer van Galilea, bekend vanwege de losse zeden.
Nadat Jezus niet minder dan zeven boze geesten bij haar had uitgedreven, sponsorde ze Jezus met haar vermogen. Ze maakte deel uit van de groep vrouwen die Jezus volgde op zijn weg naar Jeruzalem.
Ze was bij zijn terechtstelling aanwezig en zag hem als eerste na de verrijzenis. (mc. 16,9). Het duurde tot de 12e eeuw dat Maria Magdalena voor het eerst wordt vereerd in de westerse kerk. Ze groeide hier uit tot patrones van vrouwen, boetelingen, scholieren, studenten, gevangenen, kappers, tuinders, wijnboeren, wijnhandelaren, loodgieters, wolwevers, handschoenmakers, cosmeticabereiders en kinderen. Maria Magdalena was beschermheilige tegen onweer en ongedierte.


De kerk gold als een meesterwerk van de man die ook het Centraal Station en Rijksmuseum ontwierp. Petrus Josephus Hubertus (Pierre) Cuypers. Geboren in 1827 in Roermond. Cuypers was opgeleid in de geest van het toen heersende neoclassicisme aan de Kunstacademie in Antwerpen. Om zich daarna als architect te vestigen in zijn geboortestad. Tijdens studieriezen in het Rijnland bestudeerde hij de romaanse en gotische stijl. Deze laatste vooral in Keulen, waar de voltooiing van de Dom in volle gang was. De gotiek van de grote Franse kathedralen uit de twaalfde en dertiende eeuw en de vroege gotiek uit het Vernieuwing in bouwkundig opzicht bracht Cuypers door het opnieuw toepassen van de gotische constructiemogelijkheden, waarbij hij later ook modernde constructiewijzen en materialen toepaste. In 1865 vestigde hij zich in Amsterdam. Het Centraal Station was het eerste stationsgebouw in Nederland waarvan het ontwerp in 1876 aan een architect werd toebedeeld. Voorheen werd dit gedaan door ingenieurs. Reden hiervoor was de markante plaats in Amsterdam en het nationale belang dat aan dit station werd toegekend. De opdracht werd verstrekt aan Cuypers. Hij werkte samen met A.L. van Gendt, een werktuigkundige met jarenlange ervaring bij de spoorwegen. Aan de opdracht zat de eis verbonden dat het gebouw uitgevoerd moest worden in 'Oud-Hollandsche stijl'; Cuypers heeft op zijn eigen manier aan deze eis gehoor gegeven door een neo-stijl toe te passen, geïnspireerd op de late gotiek en vroege renaissance.
Maar het was vooral in de kerkbouw waarin Cuypers zich kon uitleven. Toen hij zijn loopbaan als architect begon, vond het herstel van de bisdommen van 1853 in Nederland plaats. Veel Hollanders hadden eeuwenlang in het geniep hun katholieke geloof moeten beleiden. De katholieke emancipatie kon plaats hebben.


GEMEENTELIJKE TEGENWERKING BIJ BOUW
De gemeente vond het maar niets dat er zo'n katholiek monument zou verrijzen midden in de arbeidersbuurt. Er volgde een jarenlang geharrewar over enkele meters grond, maar uiteindelijk was het een beslissing van de Raad van State die de bouw van de kerk mogelijk maakte.
Architect Cuypers was net klaar met het Amsterdamse Centraal Station (1882/89) toen hij iets verder westelijk aan het spoor begon met de bouw van de driebeukige kruisvormige Magdalena-basiliek. Op het vreemdste grondplan waarop hij ooit een kerk bouwde.
De architect liet zich hierbij inspirereren door de oude Lieve-Vrouwekerk te Trier, het vroegste gotische kerkgebouw in Duitsland. Op 1 oktober 1889 gleed de eerste heipaal in de drassige grond als was het boter, men vond geen zandplaat tot steun. Er werden langere palen besteld. Op 20 december ging de laatste paal de grond in. In drie weken was de fundering gereed en op 17 april 1891 wijdde de Haarlemse bisschop Bottemanne de kerk van de Heilige Maria Magdalena plechtig in. Hetzelfde jaar dat de Duitse keizer Wilhelm II en keizerin Augusta Viktoria een bezoek aan Amsterdam brachten. Het jaar dat de Elandsgracht werd gedempt.
Het front van de kerk was erg smal. De kerk werd breder aan de achterzijde en eindigde in een centrale ruimte onder de toren, met aan drie zijde transept-beuken. Hierachter was een nog breeder deel met het koor en twee diagonaal geplaatste kapellen in elke hoek tussen koor en zijbeuken. De aankleding en inrichting (polychromie, en meubilering) waren ontworpen door Cuypers en zijn atelier Cuypers-Stoltzenberg. Het kerkinterieur gaf als zodanig een zeldzaam volledig beeld van de kerk zoals men die in de periode van de neogotiek als ideaal zag. De kerk werd bekroond met een stoere vierkante toren. Volgens velen, inclusief Cuypers zelf, was de Magdalenakerk een meesterwerk.
1965
De Maria Magdalenakerk zou nog in de analen van de vaderlandse popgeschiedenis belanden als eerste plek waar de muziekgroep The Cats buiten Volendam optraden. Dat was in 1965. Een oom van zanger Cees Veerman was daar toen pastoor.
1968
Dit bijzondere kerkgebouw van Cuypers werd in 1968 gesloopt. Een zeer betreurde afbraak, want het was een van de boeiendste van alle Cuyerskerken en nog maar zevenenzeventig jaar oud. De fundamenten bleken niet in orde te zijn. Dit werd geconstateert door parochiaan Van der Pal, de boomlange constructeur en bouwkundige die er door de toenmalige pastoor Laurenwutch werd bijgehaald. Er was geen redden meer aan. Net als de de Willibrorduskerk aan de Amsteldijk en de Nicolaas en Barbara aan de Da Costakade ontkwam dit meesterwerk niet aan de afbraak. De Posthoorn in de Haarlemmerstraat, de Vondelkerk en de Dominicuskerk in de Spuistraat zijn aan de sloophamer ontsnapt. De gelijktijdig met de Maria Magdalenakerk gebouwde naastgelegen pastorie en Leo klooster werden niet gesloopt. Daar huist tegenwoordig PvdA-wethouder Rob Oudkerk.
De basis en gewelven van de gesloopte Magdalenakerk tot op vandaag de dag nog steeds waarneembaar op de kaalslag, die later de naam Domela Nieuwenhuisplantsoen kreeg. Wat vreemd, want het standbeeld van deze socialistische voorman bevind zich aan de andere kant van het spoor, op het Nassauplein in de Staatsliedenbuurt.
De Maria Magdalenakerk Zijn meest indrukwekkende Amsterdamse kerksilhouet realiseert Cuypers in de nieuwe Spaarndammerbuurt, aan de stadsrand buiten de Willemspoort. Het is een onmogelijke locatie, een wigvormig perceel ingesloten tussen spoor en weg. Een tweede straat komt na een stevig conflict tussen het gemeentebestuur en de ‘Commissie voor de bouw van een Rooms-Katholieke kerk buiten de Willemspoort’ vervallen. De Maria Magdalenakerk (1889-1891) mag niet veel kosten. Het is het oude steeds terugkerende dilemma: ‘met de geringste middelen een ruim en waardig gebouw te stichten, dat ook in de toekomst aan de behoeften van een zich uitbreidend kerspel blijft voldoen en een schoon middelpunt vormt van een nieuw kwartier’. Cuypers lost het probleem op zijn bekende, ingenieuze wijze op: hij analyseert het perceel, ontleent daaraan een logische plattegrond, past die op het terrein en vult de resterende ruimte met kapellen en nevenruimten. Voor de Spaarndammerbuurt schuift hij net zolang tot hij op het driehoekige lapje grond een kruiskerk kwijt kan. De dwarsschepen krijgen tweezijdige sluitingen die de rooilijn volgen. Naast het koor tekent hij dubbele kapellen naar het model van de Trierse Liebfrauenkirche, in breedte uitwaaierend over het terrein. De punt van het perceel vult hij met een gerende schiptravee, voorafgegaan door een zeshoekige voorhal met portaal. Het gedeelte dat nu nog resteert wordt gevuld met nevenruimten, traptorens en pastorie. Zo ontstaat een plattegrond die met zijn golvende belijningen en insnoeringen de rooilijn volgt. De wisselwerking tussen de beperkingen van het perceel en de creativiteit van de architect leidt tot een ingenieuze oplossing en een bijzondere ruimtelijke werking.
De opbouw is al even eenvoudig als de iets oudere Nicolaas en Barbarakerk (1883-1885), ook een kerk in een volksbuurt. Bruinrode baksteen met speklagen in gele steen en waar nodig profielsteen. Triforium en vensters samengevat in een doorlopende nissenreeks. Een brede bakstenen tandlijst draagt het houten tongewelf. Het briljante silhouet en de ruimtelijke werking maken de kerk ondanks alle eenvoud tot een hoogtepunt. Eerst is er het lage portaal, dan de rijzige voorhal. Na de hal is er de versmalling van het schip dat zich naar de viering toe weer verbreedt, begeleid door het ritme van de zijbeuken. Na de voorhal is de viering een tweede ruimtelijk brandpunt. Hier valt licht van de torengalerij op de dwarsarmen en de beschilderde triomfboog. Haar silhouet maakt de kerk tot de poort van de westelijke stadsuitbreiding. Net als het Rijksmuseum maakt ze front vanuit de straten van de oude stad. Compositie en massawerking doen denken aan de ook op een driehoek gelegen Parijse St. Augustin van Victor Baltard (1860-1871). Dit eclectische gebouw waarin veel ijzer is verwerkt heeft zeker Cuypers’ aandacht getrokken door het samenspel van de massa’s van de entree en de viering. In de Maria Magdalena suggereren het angelustorentje boven de voorhal en het op de rijzige torens van de Normandische kathedralen geïnspireerde massief van de met leien beklede vieringtoren beweging en diepte. De lage daken van schip en beuken worden omspeeld door de spitsen van de traptorentjes. De opengewerkte spits, een variatie op de Augustinus te Nijmegen, is van verre zichtbaar. Cuypers maakt de kerk daarmee tot een beeld van de torenrijke stad van de middeleeuwen. Een onmisbaar accent in het silhouet van Amsterdam, wat de stad er niet van heeft weerhouden in 1967-1968 wegens - waarschijnlijk vermeende - bouwvalligheid tot sloop over te gaan.


De sloop is dan in gang gezet.
Toch zonde.
Zo ziet het het nu uit en de plek is gewijzigd in Domela Nieuwenhuisplantsoen.

En er zijn ook weer plannen om een stukje geschiedenis van de Spaarndammerbuurt door de "vooruitgang" te laten verdwijnen. Nieuwbouw en vooral hoogbouw moet de uitstraling van Spaarndammerbuurt weergeven.

Er zijn ook ideeën die de geschiedenis niet onder een laag zand en stenen laten verdwijnen.

p.s. De informatie die ik hier opgetekend heb, is overgenomen vanuit het internet.
Ik heb niet de intentie te laten blijken dat het geheel van mijn hand is.

Op  You Tube is een korte impressie over de Maria Magdalenakerk te zien:
http://www.youtube.com/watch?v=34YFo7vzSF8

Geen opmerkingen:

Een reactie posten