vrijdag 25 januari 2013

Mijn jeugd - Suikerfabriek

Wester Suikerraffinaderij

Dit artikel is overgenomen uit het maandblad "Ons Amsterdam".
De foto's zijn grootendeels afkomstig van de Beeldbank Gemeente Archief Amsterdam.

ONS AMSTERDAM, DECEMBER 1984, JAARGANG 36
Wonen waar eens suiker en grachtwater domineerden
Stadvernieuwing in oudste stuk Spaarndammerbuurt
J. Wagener
De buurt als geheel
Eens telde de Spaarndammerbuurt 25.000 inwoners. Nu zijn het er vele duizenden minder. Eens waren er zo'n 100 verenigingen en clubs aangesloten bij het wijkcentrum - het wijkcentrum in een buurt waar het leven zich ooit voornamelijk op straat afspeelde en iedereen met de meeste buurtgenoten in de verte wel de een of andere familierelatie had.
Ook is het een buurt die als eerste van de 19e-eeuwse wijken ging lijden onder een totale renovatie, onvermijdelijk gevolg van de staat der woningen en van de leefomstandigheden. Ongeveer de helft van de woningvoorraad was in handen van particulieren en dezen deden weinig of niets aan onderhoud. De buurt veranderde daardoor in kwaliteit en kwantiteit.
Veel mensen ontvluchtten het slechter wordende leefklimaat.
Er veranderde nog meer: de in de jaren zestig aangelegde industrieterreinen voor de noodzakelijke nieuwe bedrijvigheid trokken praktisch geen nieuwe fabrieken aan.
Er verdwéén zelfs een fabriek en nog wel de grote suikerfabriek van de C.S.M. Voorheen de Wester Suiker Raffinaderij.


Ook in de Houthaven komen in die jaren de veranderingen: de dekschuiten verdwijnen.
Het hout komt nu in pakketten aan, hoeft niet meer met de handen te worden gelost, hijskranen laden het op auto's. Daarom dempt men een aantal kanalen.


De verdere verandering in deze contreien laten we voor wat ze zijn, wij richten ons op de stadsvernieuwing.
Zou de ideeënschets uit 1970 van het gemeentebestuur zijn uitgevoerd, dan was volgens de bewoners de Spaarndammerbuurt geen woonbuurt meer geweest.
Het klonk allemaal wel goed wat de gemeente suggereerde, maar hoe meer de plannen echt werden uitgewerkt, hoe minder de buurtbewoners ze kon appreciëren.
Begrijpelijk. Want het een en ander hield in dat bijna de helft van de huizen zou worden gesloopt en 1500 woningen zouden plaats maken voor parkeergarages. Er was ook inspraak toegezegd.
Deze moest echter door de bewoners gedeeltelijk worden afgedwongen en door een samenbundeling van allerlei actiegroepen is uiteindelijk aan de ‘heilloze' plannen een einde gemaakt. Deze ontwikkeling resulteerde in het creëren van allerlei zaken die meer volgens de wensen van de buurt waren.
Renovatie en stadsvernieuwing veranderden het buurtgezicht totaal. In de Spaarndammer- en Zeeheldenbuurt is de stadsvernieuwing nu het verst voortgeschreden. Getallen (gemeenschappelijke objecten als nieuwe school, sporthal, bibliotheek enz. niet meegerekend): begin vorig jaar waren al zo'n 500 nieuwbouwwoningen neergezet op voormalige sloopterreinen en ongeveer 1700 verbeterde woningen opgeleverd.
In het midden van de jaren tachtig zullen daar nog 1700 bij komen. Als er geld is.....



Plan Industriegebied


Links is de huidige situatie en rechts de kaart van 1901. (De Nova Zemblastraat heette Roggeveenstraat, welke doorliep tot aan het Barentsplein.



De Houtrijkstraat heette de 2e Spaardammerstraat. Daar waar tegenwoordig het volkskoffiehuis is op de hoek van de Tasmanstraat en Spaardammerstraat heette toen het Spaarndammerplein.)
Half 1983 is weer een omvangrijk project begonnen: 500 nieuwbouwwoningen op het ‘Plan Industriegebied'. Dat is voor het grootste deel het vroeger domein van de Wester-Suikerraffinaderij met de omringende grachten, het gebied waar het in deze bijdrage om draait.
Er ontstaat een nieuw wijkje dat het oude gebiedspatroon overhoop haalt. Reeds zijn bij raadsbesluit van 2 november 1983 nieuwe straatnamen hiervoor vastgesteld.

Nieuwe straatnamen in de Spaarndammerbuurt.
De cijfers op het kaartje verwijzen naar de straten:
1. Noordkaapstraat
2. Spitsbergenstraat
3. Suikerplein
4. Henk Curiérekade
5. Martin Vlaarkade
6. Le Mairekade



Op het bovenstaande kaartje van de nieuwe situatie zijn de nieuwe straatnamen vermeld. De meeste name spreken voor zichzelf in deze omgeving. Alleen beide persoonsnamen vereisen uitleg: Henk Curiére, die in 1981 overleed, was de zeer verdienstelijke voorzitter van het comité wijkverbetering Spaarndammerbuurt en Martin Vlaar was een van de organisatoren van de Februaristaking in 1941.
Voor de opzet van het nieuwbouwwijkje was het nodig de Le Maire- en Van Noordtgracht gedeeltelijk te dempen. Dat leek een eenvoudige affaire, maar het volgooien met water ging hier niet van een leien dakje. Zelfs de rechter heeft zich ermee moeten bemoeien.



Spitsbergenstraat

Suikerplein

 Van Noordtkade

 Le Mairegracht
Er lag vervuild slib in de grachten en het wijkopbouworgaan Spaarndam was met de bewoners en de Vereniging voor Milieudefensie van mening dat die vervuilde laag eruit moest vóór alles zou worden volgestort met zand. De gemeente meende daarentegen te hebben aangetoond dat dit niet nodig was en de rechter besliste ten gunste van de laatste.
Dus bleef het slib liggen en de werkzaamheden zijn gewoon doorgegaan.
Op dit moment bouwt ‘Het Westen' er al aan meer dan honderd woningen.

Water- en rietland
Hoe zag het er hier vroeger uit? Er is in de loop van de eeuwen nogal wat verandert. Waar niet.....
In de middeleeuwen zijn de mensen in het westelijk deel van ons land zich geleidelijk gaan beschermen tegen het toen opdringende zeewater. Er werden dijken aangelegd. Stormvloeden kregen daardoor veel minder kans en de grond verzilte niet meer.
Zo ook het gebied te noordwesten van Amsterdam, op oude kaarten vol water en praktisch niet te situeren op de kaartlijnen van nu. Een oud en duidelijk geografisch houvast vormt de Spaarndammerdijk langs de vroegere IJ-wateren, stammend ‘uit de tijd van graven en ridders‘, zoals schrijvers van de Spaarndammerbuurtgeschiedenis het uitdrukken.
De dijk, die toen nog Haarlemmerzeedijk heette, liep door tot de noordelijke rand van wat later de Jordaan zou worden en bereikte zo de westkust van het middeleeuwse Amsterdam.
Toen de stad in de 17e eeuw grootscheeps ging uitbreiden en de grachtengordel met de Buitensingelgracht ontstond, verrezen langs die gracht de bekende stadswallen en bolwerken die tot in de 19e eeuw de stadsrand hebben gemarkeerd. De acht bolwerken aan de noordwest-, west, en zuidwestzijde van deze gordel kwamen tot stand in de periode rond 1615, praktisch tegelijk met het Bickers- Prinsen- en Realeneiland. Hun namen kregen ze pas ruim een halve eeuw later, toen de tweede fase van de grachtengordel-uitleg zijn beslag kreeg en de daarbij horende bolwerken verrezen.
Totaal had Amsterdam er toen 28. Tussen IJ en Spaarndammerdijk lager er drie: Leeuwenburg, later 't Blauwhoofd genoemd, de Bogt en de Beer of Westerbeer.
Op de plattegrond van 1842 komen deze uitspringende verdedigingswerken nog voor.

‘t Blauwhoofd



Westerbeer


De Westerbeer had een waterkering met dezelfde naam; dat was een zware muur tot de Spaarndammerdijk, bestemd om bij vloed het land rond de stad tegen onderlopen te beveiligen. Vloed was hier een vertrouwd natuurgebeuren - IJ en Zuiderzee stonden nog in open verbinding met de Noordzee. Vóór de genoemde drie bolwerken lag een breed ondiep water met aan de westzijde daarvan tot aan de Spaarndammerdijk moerassig rietland. Het was buitendijks land, dat bij vloed telkens blank kwam te staan.
Toen tussen 1830 en 1840 in het IJ een Afsluitdijk werd aangelegd rond het te vormen Westerdok, de Westelijke Eilanden en het stuk land gelegen buiten de stadswallen en Spaarndammerdijk, kwam er een eind aan dat onderlopen van het rietland. (In het gedeelte van de Afsluitdijk dat de Westerdoksdijk werd, kwam een sluis.) we vinden de loop van de terug in het huidige traject Westerdoksdijk - Van Diemenstraat - Tasmanstraat.

Park
Het aldus drooggelegde rietland verdient onze aandacht, want het vormt de ondergrond waarop ook ons huidige nieuwbouwwijkje verrijst. Maar zover is het in dit overzicht nog lang niet. We zijn pas gevorderd tot de jaren veertig van de 19e eeuw. In ´groen´ opzicht belangrijke jaren voor Amsterdam, want het krijgt in 1845 zijn eerste park. Het komt te liggen langs de stadskant van de wallen tussen bolwerk Blauwhoofd en de Willemspoort. Het heet Wester/ of Haarlemmerplantsoen, ook wel park Blauwhoofd genoemd. Op het bolwerk de Bogt kan men zich verpozen in een siertuin of lusthof. ´Deze lusthoven zijn zéker niet bedoeld voor de mensen die in 1848 met z´n allen riepen om brood en werk´, merken de al eerder geciteerde buurhistorieschrijvers op, waarmee zij doelden op de volksoproeren van dat markante jaar.
Na een uitbreiding in 1857 tot buiten de stadswallen, die hier trouwens al beplant waren als onderdeel van het park, strekte dat openbare groen zich uit van het tegenwoordige Barentszplein tot de Willemspoort, of Haarlemmerpoort, waarbij het aan de oostkant werd begrenst door de tegenwoordige Planciusstraat, destijds Smallepadsgracht. Naar het westen moeten we de rand zoeken aan de overzijde van het Westerkanaal en wel langs het Westerkerkhof (waarover straks meer) tot bijna halverwege de Van Noordtgracht.

Links Smallegatsgracht - rechts Planciusstraat
Vandaar liep de grens schuin door het oostelijke gedeelte van de suikerraffinaderij en de Le Mairegracht en verder langs de Roggeveenstraat.
Dit zijn allemaal straten en wateren die in 1857 nog niet bestonden. Er was hier toen een totaal andere gebiedsindeling dan we nu kennen.
____________ = globale contouren van het Wester- of Haarlemmerplantsoen
Alles wordt radicaal omgeploegd
Het begon in 1874-'75 met het graven van het Westerkanaal - aanvankelijk ‘Westerlijk Kanaal'- voor een betere verbinding tussen het in aanleg zijnde Noordzeekanaal en de waterwegen in de stad en eromheen. Dit kanaal van Singelgracht naar Houthaven, welke haven in dezelfde periode was aangelegd en reeds in 1878 naar het noordwesten werd uitgebreid, kwam dwars door Amsterdams eerste park te lopen. Tegelijk gingen hier de bolwerken en resterende stadswallen ter ziele.
Het park ging nog niet ten onder maar werd wel grotendeels ontluisterd.
Toch was dat nog maar het begin. Toen in 1869 de stad instemde met de plannen van het rijk voor een Centraal Station in het Open Havenfront, kwam het Westerplantsoen op papier reeds dicht bij zijn ondergang: de spoorbaan zou door het zuidelijk deel van het park komen. De genadeklap viel echter jaren later, bij de geboorte van de Spaarndammerbuurt.
Reeds in het grootste stadsuitbreidingsplan van de directeur publieke werken J. Kalff van 1876 is bebouwing geprojecteerd op de plaats van Spaarndammerbuurt.
Bij het - niet uitgevoerde - plan van stadsingenieur J.G. van Niftrik uit 1866 vond men daar een parkachtige opzet, een uitbreiding van het Westerplantsoen, zonder woonbebouwing. Wat zou dat daar een totaal andere omgeving hebben opgeleverd ...



De Spaarndammerbuurt is dus Kalffs kind, zij het, dat diens schepping met een wat gewijzigd uiterlijk werd geboren en opgroeide, zo toont vergelijking van Kalffs lijnen met van de verrezen buurt. Kalffs plan was overigens nuchterder, meer ‘armetierig' dan Van Niftriks fantasie.

AMSTERDAM, gelegen in Holland aen den Amstel,
en aen een zeeboezem, het Y genaemt voor de bocht te zien.
Het effectieve startschot voor de stadsuitleg in het noordwesten viel in 1876. Amsterdam kocht toen ten noorden van de spoorlijn naar Zaandam van het Rijnlands polderbestuur een deel van de Spaarndammerdijk en verlaagde en verbreedde dat. Op 20 november 1878 werd het de Spaarndammerstraat gedoopt en diezelfde datum kregen ook de Van Noordtkade, Tasmanstraat en Roggeveenstraat hun naam. Zo begon de Spaarndammerbuurt.
Wie werden de eerste bewoners? Een deel kwam van de Noordzeekanaalwerken. Toen in 1876 deze grote verbinding met de zee klaar was, bleven veel arbeiders van elders in Amsterdam en zochten hier werk, onder meer in de haven. De nieuwe buurt ging hun de woonruimte verschaffen.
Woonruimte in de buurt - hoeveel en wanneer? Even nog buiten ons werkgebied blijvend en daarbij in de tijd vooruitziend, stellen we vast dat de woningbouw in de gehele Spaarndammerbuurt in drie perioden is verwezenlijkt. Van 1880 tot 1900 verrezen particulieren rug-aan-rugwoningen in revolutiebouw in het zuidoostelijke deel, vlak voor de Eerste Wereldoorlog gemeentewoningen met onder andere hovenbouw, en in de periode daarna tot omstreeks 1930 voornamelijk gemeente- en woningbouwverenigingswoningen overwegend in de stijl van de Amsterdamse School.
Langs het Westerkanaal
Het was hoofdzakelijk in de periode vóór 1900, dat het werkgebeid langs het Westerkanaal gestalte kreeg. Het behoorde tot ‘blok 1' van het stadsuitbreidingsplan van J. Kalff. In zijn geheel omvatte dat de gronden ter weerszijden van het kanaal tussen IJ en Haarlemmertrekvaart en daarbij zou ook het nog resterende stuk Haarlemmerplantsoen worden opgeofferd aan woningbouw en industrie. Daar ging het laatste groen! Het Westerpark tussen de spoorbaan en Haarlemmertrekvaart zou pas in 1891 voor enige vervanging zorgen.
In later voorgestelde wijzigingen van de plannen was nog een ‘ceintuurbaan' tussen Kattensloot en Houthaven opgenomen als verlengde van de geprojecteerde ring Ceintuurbaan-Frederik Hendrikstraat. Deze is er niet gekomen.
Wat wėl allemaal doorging was al rigoureus genoeg. We vervolgen ons graaf- en bouwverhaal. In 1877 werd de Zoutkeetsgracht in verbinding gebracht met het Westerkanaal en ten westen daarvan groef men in hetzelfde jaar de Le Maire- en de Van Noordtgracht.
Het pas enkele jaren oude Westerkanaal verleende meteen al goede diensten bij de geboorte van de buurt: samen met de Schinkel- en Kostverlorenvaart diende het als aanvoerroute voor het zand waarmee de grond werd opgehoogd. Dat zand kwam van Lisse en Hillegom.


Zoutkeetsgracht 1976                     Zoutkeetsgracht 1991
De Le Mairegracht ging dienen tot haven van direct aan het water te bouwen fabrieken en kreeg dan ook geen kade. De Van Noordtgracht kreeg slechts aan de noordzijde een kade en aan dié kade begon in 1882 de WSR, de Wester Suikerraffinaderij, haar bestaan nadat eerst nog in 1881 de Houtmankade aan die kant opgehoogd en bestraat was en in deze weg de beweegbare bruggen over de Le Maire- en Van Noordtgracht werden gebouwd.
De WSR-historie is een bedrijfsverhaal, geen topografisch verhaal. Daarom brengen wij die historie - in zeer beknopte vorm - aan het eind van dit artikel.
Wel past op deze plaats de vermelding, dat de aanvankelijk bescheiden WSR in de loop der 19e en begin 20e-eeuwse jaren geregeld uitbreidde en nog vóór de Eerste Wereldoorlog het gehele eiland tussen de drie grachten bezette. En ook werkelijk nodig had. Het bedrijf bloeide.
Op 1 november 1965 was het echter afgelopen op het eiland. De WSR ging dicht. De Technische Unie betrok een deel van het complex, de rest tijdelijk een andere bestemming of werd afgebroken.
Terug naar de chronologie in ons overzicht: de jaren vóór en na 1900. Tussen de reeds in de 19e eeuw aangelegde grote straten (Tasmanstraat enz.) werden de kleinere straten met bebouwing tussen de Le Mairegracht en de Houthaven verwezenlijkt, voornamelijk in de periode 1905 - '15.
Het deel van blok I van Kalffs uitbreidingsplan ten westen van ons besproken nieuwbouwgebied ligt wat verder weg; dat stuk laten we voor wat het was. Rest voor ons verhaal nu de grond aan de zuidkant, liggend bij het begin van de Spaarndammerstraat en bij de spoorbaan. Een ‘doods' stuk, dat later tot leven is gekomen, zo zou het letterlijk kunnen worden omschreven. Want: nu staan er voornamelijk huizen maar in de vorige eeuw, in dezelfde tijd dat de plannen voor het Westerplantsoen ontstonden, besloot de gemeenteraad tot aanlag van een begraafplaats op die grond. Dat besluit viel in 1843, de Spaarndammerstraat was hier nog -dijk.
De grond was waarschijnlijk voorlopig nog verhuurd, getuige het feit dat pas op 1 januari 1860 deze ‘Westerbegraafplaats' kon worden geopend. De ingang lag aan de Spaarndammerstraat/dijk tegenover de plek waar in 1889-'91 de Maria Magdalenakerk zou verrijzen (inmiddels in 1967 weer afgebroken).
De dodenakker was geen lang leven beschoren; 1 mei 1894 werd hij gesloten na de aanleg van de Nieuwe Westerbegraafplaats*) in de IJpolder verderop. *) Deze was gelegen aan de Oude Hemweg en werd in 1894 geopend om in 1917 te sluiten. Voor bezoekers was het tot 1933 mogelijk om deze begraafplaats te bezoeken. Van deze dodenakker is weinig fotomateriaal beschikbaar.



het rode vlakje geeft de plaats van de begraafplaats aan.

Nieuwe Westerbegraafplaats aan de Oude Hemweg

De Nieuwe Westerbegraafplaats lag aan de Oude Hemweg, ten zuiden van Petroleumhaven. Na de ruiming bleef het kavel grotendeels zichtbaar.
Toch bleef alles bij de (oude)Westerbegraafplaats nog vele jaren in alle rust gehandhaafd.
Kort na 1907 werden de sloten om de begraafplaats gedempt en met de erlangs gelegen stroken grond uitgegeven voor woningbouw. Uit die bouwperiode stamt het eerste stukje Westzaanstraat.


Pas in 1924 ruimde men het kerkhof zelf, met uitzondering van de eigen graven, en legde op het vrijgekomen gedeelte de Westzaanstraat aan als voortzetting van het reeds bestaande stukje van die straat ten westen van de begraafplaats. Er verrezen woningen.
Kunnen we de voormalige begraafplaats in 1984 nog terugvinden? Dat is niet moeilijk: één stukje groen is ervan overgebleven, het plantsoentje aan de Westzaanstraat en Houtmankade. Er midden staat een kinderdagverblijf; op de plattegrond (blz. 3) van het nieuwe wijkje uit 1983 is dat met een kruisje aangegeven. (zie ook de geschiedenis van de oude Westerbegraafplaats).
De Raffinaderij
Dit wordt geen suikergeschiedenis maar een beknopt verhaal, uitsluitend handelend over de beginjaren en de laatste jaren van de WSR als bedrijf. Toch loopt de draad hiervan onvermijdelijk door de zoete industrie als geheel.
Reeds in de oudheid kende men in Zuidoost-Azië het zoete sap van suikerriet. De Perzen schijnen al gekristalliseerde suiker te hebben gemaakt; zij zijn dus de eerste raffinadeurs in de geschiedenis. In de 9e eeuw na Christus kwam de suikerrietcultuur naar Zuidoost-Europa. Pas in de eerste helft der 15e eeuw werd suiker regelmatig in West-Europa geïmporteerd. Na de ontdekking van Amerika begonnen de kolonisten aldaar met de suikercultuur.
Het vinden van de zeeweg naar Indië bracht de suikerproductie en -uitvoer naar Oost-Azië. Al eerder, in de 15e eeuw, teelde de Chinezen op Java suikerriet.


Onze West-Indische en Verenigde Oost-Indische Compagnie deden hun voordeel met deze cultuur in West en Oost. In de 17e eeuw en 18e eeuw telde Amsterdam niet voor niets meer dan 100 suikerraffinaderijtjes, met mooie namen: Ladder Jacobs, Groot Hemelrijk, Het Paardenhoofd, Diercquens Paradijs, Het Lam en zo nog meer. Een flink aantal raffinaderijtjes dus, dat bij elkaar een behoorlijke duit in het Amsterdamse zakje deed, want het voorzag het grootste deel van Europa van suiker.
Het was in 1747 dat een Berlijnse apotheker, Marggraf, ontdekte dat in bieten dezelfde suiker voorkomt als in suikerriet. Vele jaren later lukte het zijn leerling Archard uit de bieten de suiker vrij te maken en in 1802 richtte deze in Cunern in Silezië de eerste suikerbietenfabriek op. Het waren de jaren van Napoleon en deze grote veroveraar heeft de verbreding van de bietencultuur in Europa mede bevorderd. Rond 1809 kwam de productie eerst goed van de grond.
De rol van Napoleon bij de suikervoorziening van Europa was trouwens zowel stimulerend als remmend, waarbij het één gebeurde om het ander en het ander om het één. Ten eerste verhinderde zijn ‘Continentale Stelsel' de import van rietsuiker, waardoor Europa verstoken bleef van de gewenste hoeveelheden.
Ten tweede moest hij daarom in de behoefte laten voorzien door een vervangend zoetmiddel. Dat werd de bietsuiker.
Z|o ging naast het suikerriet ook de suikerbiet een rol spelen in de vroege geschiedenis van de WSR. Vróége voorgeschiedenis? Zeker, want deze raffinaderij kwam eerst in 1882 tot stand, zoals reeds werd vermeld.
De meer dan 100 raffinaderijen en -tjes uit de Amsterdamse geschiedenis zijn uiteindelijk allemaal verdwenen of opgegaan in de WSR. Het jaar 1890 telde nog drie raffinaderijen in de hoofdstad; in 1918 was er nog slechts één over: de Wester. Een hele grote. Hóé groot geeft het aantal heipalen onder het complex aan: 14.659 - 1000 meer dan onder het Paleis op de Dam. De suikerproductie werd groter dan die van alle vroegere raffinaderijen tezamen.


Het jaar 1919 zou een organisatorische ‘mijlpaal' worden. De aanloop hiervan lag in de eerste jaren van deze eeuw. Omstreeks die periode telde ons hele land 33 beetwortelsuikerfabrieken. Reeds spoedig voelden verscheidene fabrikanten de wens te komen tot samenwerking en eventueel samenbundeling van de ‘speculatieve' - dat zijn de niet-coöperatieve - suikerfabrieken. In 1908 begon de verwezenlijking toen enkele fabrieken in Noord-Brabant samengingen. De ontwikkeling ging verder en op 24 september 1919 werd de N.V. Centrale Suiker Maatschappij opgericht.
Het doel werd bereikt, want in de loop van de tijd sloten zich alle niet-coöperatieve - suikerfabrieken in Nederland bij de CMS aan.
Een der medeoprichters van de CSM was H. de Vries Robbé van de WSR, die in het samengaan een overwegend aandeel heeft gehad. Hij was de promotor van het WSR-principe; vereniging van ruw- en witsuikerfabrieken met de raffinaderij. Wat is het verschil tussen die twee? Een raffinaderij verfijnt, zuivert de ruwsuiker van een suikerfabriek en máákt er wat van. Maakt er een product van.
Een relaas van de WSR-ups en -downs in de periode 1919 tot na de Tweede Wereldoorlog voert voor dit verhaal te ver. Daarom meteen maar de ‘afgang'; de WSR, voornamelijk voor het buitenland werkend met rietsuiker kon zich tot omstreeks 1956 goed handhaven. In de daarop volgende jaren werd de toestand op de wereldmarkt steeds slechter; de marges tussen de witsuiker- en ruwsuiker prijzen werden kleiner als gevolg van dumping van witsuiker op de wereldmarkt.

De regering was, na aanvankelijke toezeggingen, niet bereid beschermende maatregelen tegen deze dumping te nemen en stelde zich bovendien op het standpunt dat de Nederlandse suikervoorziening aan de Nederlandse landbouw moest worden voorbehouden.
Bij dit alles voegde zich nog de naoorlogse uitbreiding van de raffinagemogelijkheden bij andere suikerfabrieken. De WSR was niet meer de enige. Daarmee was het lot van deze raffinaderij bezegeld.
Einde van het ‘lijkenhuis'
Na een geleidelijke vermindering van personeel in voorgaande jaren kwamen in 1962 en 1965 enige honderden werknemers tegelijk op de Van Noordtkade te staan. Op 1 november 1965 ging het gehele ‘lijkenhuis' dicht.
Een lugubere naam voor een fabriek van zoete waren ......
De buurtbewoners gebruikte die term geregeld. Was dat een verwijzing naar de vroeger zo nabije Westerbegraafplaats?
Neen. De arbeiders van de raffinaderijen plachten allemaal zo wit - als een lijk - uit de fabriek te komen, onder andere doordat het door hitte en inwerking van suiker niet erg gezond was. Dát was het hem.
Het in november resterende deel van de werknemers kon aan de slag in Halfweg, waar de grote, in 1863 gebouwde suikerfabriek ‘Holland' van de CSM is gevestigd. Het WSR-complex is nog wel enige jaren depot van de CSM gebleven. Zo verpakte men er stroop en was het een suikeropslagplaats.
Bovendien kwam er de Wester Machinefabriek voor reparaties, gecreëerd voor behoud van een deel der werkgelegenheid. De Technische Unie trok later in een ander deel van het complex. Overige gedeelten werden afgebroken of verbranden.

Technische Unie in het complex van de Wester Suikerraffinaderij - let op jaartal 1913 in de andere gevel van het complex. Het jaartal in de andere gevel is weggehaald.
De Machinefabriek is inmiddels verdwenen en het depot werd in 1984 naar Halfweg overgebracht.
Op en rondom de plaats van de weggesmolten suikerglorie verrijzen nu woningen voor de mensen die het over het lijkenhuis hadden. Ze hebben hun zin.
Eén ding is gebleven: de Wester als merknaam, en onder andere op de stroopverpakking staat nog steeds het oude complex aan de Van Noordtkade afgebeeld.
Commerciële nostalgie, zoete herinnering.
Buurtnostalgie
Klinkend besluit van dit artikel vormen enkele buurteigen herinneringen, sportieve en muzikale: DWS en de Wester-muziek. Dat er muziek in de raffinaderij zat, bewijzen de klanken die buurtbewoners in gedachten nog horen opstijgen uit de WSR-directiewoning op de hoek van Houtmankade en Van Noordtgracht. Het Wester Fanfarekorps onder leiding van dirigent Lureman mocht daar spelen en repeteren en bij mooi weer gingen de ramen open. De voorbijgangers móésten wel meegenieten.
*) De Wester Harmonie wordt onder het kopje Clubs nader besproken.
De Wester Harmonie zoals we die nu kennen is een samensmelting van twee orkesten: het Wester Harmoniekorps, opgericht in 1904 als orkest van de Wester Suiker Raffinaderij, en Crescendo, de in 1901 opgerichte fanfare van het toenmalige dorp Sloterdijk. In 1972 is Crescendo opgegaan in de Wester Harmonie.
En dan DWS, roemruchte Amsterdamse maar vooral Spaarndammerbuurt-voetbalclub.

DWS landskampioen 1964
Ook hierbij scoorde de WSR soms hoog. Menig WSR-personeelslid speelde - hoe kan het anders - in D(oor) W(ilskracht) S(terk). Daar was de fabriek trots op. Natuurlijk, want de club voetbalde in de eerste klasse NVB. De (toen nog niet Koninklijke) Nederlandse Voetbal Bond, en bij wedstrijden van het Nederlands elftal waren soms ook DWS'ers betrokken. De WSR was dan nogal makkelijk met het vrijgeven aan de uitverkoren werknemers-spelers; het een en ander werd geregeld via de NVB. De eer voor de spelers was ook de eer voor de fabriek, zo zat dat. Zoet zijn de herinneringen aan sportieve wapenfeiten van WSR-voetballers.
Even zoet als de suikerprodukten van tussen de twee grachten van 1877, producten die we nu in Halfweg moeten zoeken.
(noot. Het bedrijf is in 1992 stilgelegd en is de laatste jaren voor de definitieve sluiting voor opslag van goederen gebruikt. Er bestaan plannen om het geheel om te vormen tot een mediacomplex. De suikersilo's zijn inmiddels omgebouwd tot bedrijfsruimtes. De ramen van de silo's zien er uit als wybertjes en stralen 's avonds afwisselde kleuren uit.)

Bronnen, literatuur:
J. van Eck, De Amsterdamse Schans en Buitensingel, Amsterdam 1948.
M.G. Emels, Amsterdam buiten de grachten, Amsterdam 1983.
De CSM 50 jaar. Jubileumnummer Voorlichtingsblad CSM. Amsterdam 1969.
Mr. E. Elias, Wij zijn 75 jaar zoet. Jubileum WSR, uitgave CSM. Amsterdam 1957.
Wester-Suikerraffinaderij, aflevering 50-51 van maanduitgaven Neerlands Welvaart, Amsterdam 1919.
Gerard van de Burgwal, Wim Kuin, ‘Geen Blakwannes!' De Spaarndammerbuurt maakt geschiedenis. Amsterdam 1977.
Gemeenteblad.
Persberichten.
J.A. Groen jr.

1 opmerking:

  1. Ik had een oma, die oma Kalff genoemd werd. Ik bracht bij haar op Land En Bosch soms een vakantie door. Ze was mijn liefste " oma ". Ze was de weduwe van de man van de Suiker, maar liefde gaf ze.

    BeantwoordenVerwijderen